NIEUWSBRIEF 7 Probusclub Oldenzaal-Losser
Sinds 4 maart hebben we elkaar als groep niet meer ontmoet bij Rudy en Agnes. Ook hun bedrijf wordt vanzelfsprekend economisch getroffen door de sluiting van de horeca. Een tip van An en Hetty heeft het bestuur doen besluiten om hen te gaan bezoeken. Laurens en Ko gaan namens ons allen hun binnenkort een attentie overhandigen om hun te laten weten dat we aan hen denken.
Mailtje van Frans Koel
Even een bedankje voor de bloemen vanuit het bestuur ontvangen. Ook namens mein frau (zou Prins Bernhard zeggen). Een mooie geste in deze merkwaardige tijd.
Tevens wil ik een ieder sterkte toewensen met de gevolgen van ziekte, ongevallen en andere dramatische gebeurtenissen die via de nieuwsmail van Jan vermeld werden. Het lief en leed gaat gewoon door, ook in de tijd van virussen. Een kort gedichtje hierover wil ik hierbij toezenden.
Hoe welluidend was de naam Corona
Latijn voor krans of diadeem
Stond vroeger voor een merk sigaren
Een bolknak met een band er omheen
Als vader zo’n sigaar opstak
Genoot voor drie kwartier
Dan trok de geur door ’t hele huis
Ontspannend leefvertier
Corona dat is thans een plaag
Van ongekend formaat
We stellen ons zo vaak de vraag
Wanneer dit over gaat
Heel veel advies en goede raad
Het maakt ons wellicht beter
De afstand tot het viruskwaad
Bedraagt welhaast 2 meter
Dus hou het nu nog even vol
maak huis tot kloostercel
dan zal het zeker lukken
Volg Rutte onze kloosterabt
Geduld en kalmte leef gewoon
Dan redden we het wel.
en kunnen we over korte tijd
Elkanders hand weer drukken
Bericht van Ko
Gisteren (29 april) hebben Anneke en ik de uitvaart van onze zwager Mans (overleden t.g.v. het Corona-virus) digitaal bijgewoond. We hebben onze daadwerkelijke aanwezigheid erg gemist. Desondanks vonden wij het fijn om de plechtigheid te kunnen volgen. Erg emotioneel.
Onderstaande tekst kwam net voorbij op Facebook, geplaatst door mijn schoonzus Gerry, na het overlijden van haar man Mans. Ze is ervaringsdeskundige in Maastricht dus.
Iets om te overdenken wat een oud-collega en docent Erwin Kompanje hier beschrijft (klinisch ethicus van de IC in het Erasmus MC ) https:kompanje.org
Er was ooit een tijd dat mensen doodgingen aan ouderdom. ‘Died of old age’. Als iemand een bepaalde leeftijdsgrens was gepasseerd werd de dood, als einde van het leven, verwacht en in veel gevallen zelfs verwelkomd. Het menselijk lichaam heeft, zoals elk organisme, een uiterste houdbaarheidsdatum. Voor mannen ligt deze wat lager dan voor vrouwen, maar gemiddeld sterven de meeste mensen rond tachtigjarige leeftijd. Bij het ontbreken van dementie gaat de lichamelijke veroudering gelijk op met een geestelijke rijping. Veel oude mensen in verzorgingshuizen en verpleeghuizen streven geen kwantiteit na, maar kwaliteit. Wel een ander soort kwaliteit dan jonge mensen nastreven. Oude mensen ‘hoeven niet meer zo nodig’, de carrière is al lang voorbij, veel dierbaren zijn hen al in de dood voorgegaan, er is geen zucht meer naar materie, dineren in restaurants of het rusteloos bereizen van de wereld hoeft niet meer. Oude mensen willen in deze fase van hun leven vooral frequent contact met anderen, liefst met hun dierbare kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
In veel verzorgingstehuizen en verpleeghuizen zit de man met de zeis in de recreatieruimte te wachten op zijn volgende klant. En als de bejaarde gewaar wordt van deze aanzegger van de dood, dan is er opvallend zelden verzet, maar veelal berusting. Het is voor de meeste ouderen wel goed geweest. Boven de overlijdensberichten in de kranten staat dan veelal ‘Na een welbesteed leven’; ‘Rustig is weggegleden in de dood’; ‘In de mist van Alzheimer is zij overgegaan in het licht’. Zelden is er strijd, zelden verzet, altijd berusting, veelal opluchting maar ook is er bij de nabestaanden een zoet gemis in de herinnering maar wel acceptatie.
De man met de zeis wordt bij oude mensen opvallend vaak een beetje geholpen. Een griep, een longontsteking (‘Friend of the aged’ zoals William Osler het noemde), een fatale beroerte geven velen het laatste onvermijdelijke zetje over de rand van het geleefde leven in de onvermijdelijke dood.
In de laatste weken heet de natuurlijke, te verwachten ‘dood aan ouderdom’ in veel gevallen ineens anders. Nu heet deze ‘Dood door corona’ en zijn overleden bejaarden ineens ‘Coronaslachtoffers’. Een overleden bejaarde is ineens een cijfer in de dagelijkse ronkende update van het RIVM. Deze cijfers maken in de samenleving indruk. ‘Alweer 130 Coronaslachtoffers te betreuren’. ‘Vandaag gelukkig minder Coronadoden’. Is dit het ‘nieuwe normaal’, een term waar ik toch wel wat toenemend jeuk van begin te krijgen.
Er is immers geen verschil tussen de dood door het coronavirus en andere onvermijdelijke laatste zetjes zoals influenza of de banale longontsteking. Zij komen allen in de laatste levensfase, verlopen vrijwel altijd gelijk en artsen en verzorgenden in de eerste lijn verwachten deze laatste zetjes en accepteren in samenspraak met de oude zieke en diens naasten in de meeste gevallen dit als het einde van het aardse bestaan en sturen hen niet in naar ziekenhuizen. Dat dient immers in de meeste gevallen ook geen doel.
Voorafgaande aan de Coronacrisis hield geen enkele krant een lijstje bij van hoeveel ouderen dagelijks waren overleden aan de influenza of een banale pneumonie. Vorige week werd in de kranten gekopt dat ‘Het CBS honderden coronadoden meer zag dan het RIVM’. In de berichtgeving stond dat negen van de tien van deze overledenen ouder waren van 65 jaar. In de statistiek van het CBS valt echter te zien dat dit dan vooral ouderen van 80 jaar of meer zijn. Het ging om de onverwachte oversterfte. Heel normaal tijdens een rondwarend virus, zoals elk jaar ten tijde van influenza. Van velen is niet vastgesteld dat infectie met het coronavirus het laatste zetje was, maar dit is wel de grote verdachte. De media schroomden niet om dit wijdlopig onder de aandacht te brengen. De coronaramp was immers nog groter dan we hadden gedacht. Het aantal doden was wellicht tweemaal zo hoog. Ik vermoed dat veel weldenkende artsen zonder te testen de dood in de laatste levensfase hadden geaccepteerd als normaal en te verwachten overlijden. Het dient echt geen doel te weten door welk virus of welke bacterie de fatale longontsteking was ontstaan. Zelfs niet in een tijd waarin corona het hele leven blijkt te beheersen. Een ander bericht: ‘Ruim vijftig coronadoden in Rotterdamse verpleeghuizen’. De ‘Helft van de dementerende ouderen op één afdeling overleden’. Als deze dementerende ouderen aan influenza waren overleden, zoals elk jaar tijdens de seizoensgriep gebeurt, dan vraag ik mij af of dat de krant had gehaald. Het is goed om je te realiseren dat in de winter van 2017-2018 naar schatting tussen 9.000 en 10.000 mensen in Nederland zijn overleden aan infectie met het influenzavirus. Het betrof in de meeste gevallen ook hier ouderen. Hetgeen te verwachten was.
We leven klaarblijkelijk in een illusie van onsterfelijkheid. Zeker in tijd van corona. We willen en kunnen klaarblijkelijk niet accepteren dat oude mensen in de laatste levensfase komen te overlijden. Waaraan zij doodgaan? Dat doet er niet toe. Het was immers te verwachten. Maar, heel opvallend, niet in de tijd van corona. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (sic) gaat onderzoek doen naar sterfgevallen in het Rotterdamse verpleeghuis De Leeuwenhoek alwaar vijftien dementerende ouderen zijn overleden, vermoedelijk aan het coronavirus, maar het kon ook influenza zijn. Minister De Jonge stelde tijdens de ministerraad: ‘De signalen over deze locatie zijn natuurlijk serieus genoeg om te willen weten: wat is hier aan de hand?’. Heeft de inspectie in de winter van 2017-2018 ook onderzoek ingesteld naar de duizenden influenzadoden? Was het toen ook onderwerp van de ministerraad? Wat is er aan de hand? Dit: oude mensen in de laatste levensfase gaan dood aan een fatale infectie door een virus of bacterie. Zoals dat al vele honderden jaren, jaar in jaar uit, gebeurt.
Om te voorkomen dat ouderen komen te overlijden aan het coronavirus (of ander virus of bacteriële luchtweginfectie) worden zij nu ineens streng geïsoleerd. Juist hetgeen waardoor zij nog kwaliteit ervaren in hun laatste levensfase dat wordt hen nu resoluut en zonder eigen inspraak afgenomen. Sociale interactie met hun geliefden moet digitaal via Skype of vanachter glas. Kleinkinderen mogen niet meer worden geknuffeld, mogen niet meer worden aangeraakt, mogen niet meer op bezoek komen, de kinderen van de ouderen mogen hen niet meer bezoeken, zoenen of omhelzen. Ik zag om een verzorgingstehuis in mijn woonplaats dreigende rood-witte linten gespannen. A place not to be. Fysieke communicatie is ineens een taboe geworden, terwijl aanraking bij ouderen zo belangrijk is. Social distancing en isolatie is voor ouderen vreselijk. Skin hunger wordt het genoemd, het schadelijk ontberen van lichamelijk contact. Anderhalve meter (en meer) distantie zal voor velen fataal worden doordat zij ontredderd verkommeren in isolement. Dementerenden zullen echt niet begrijpen waarom hun geliefden niet meer op bezoek komen. Een humanitaire ramp voltrekt zich momenteel in het rusteloos streven om het aantal coronadoden zo laag mogelijk te houden. Begrijp mij goed, elk overlijden van een dierbare is voor de naasten een amputatie, maar in de laatste levensfase is het iets waar wij ons wel op kunnen voorbereiden. Onsterfelijkheid is écht een illusie. Daar moeten we ons veel meer van bewust zijn en laten we een medemens die op hoge leeftijd komt te overlijden niet kil statistisch verwerken als een ‘coronadode’ maar als een natuurlijk en te verwachten overlijden na een lang leven. Boven het overlijdensbericht moet geschreven worden: ‘Na een welbesteed leven is rustig op hoge leeftijd overleden’ maar laat dat overlijden dan om basale humanitaire redenen wel plaats vinden in de aanwezigheid van hen die er voor de oudere nog toe doen. Ik moest denken aan het prachtige lied van Claudia de Breij ‘Mag ik dan bij jou’. Zij eindigt met:
Als het einde komt
En als ik dan bang ben
Mag ik dan bij jou?
Als het einde komt
En als ik dan alleen ben
Mag ik dan bij jou?
Gaan wij dit mensen onthouden?